1970:Vereniging opgericht tegen kindermishandeling
Nederlands Dagblad, 24 oktober 1970
UTRECHT — In Nederland komen per jaar ongeveer 1200 gevallen van ernstige kindermishandeling voor. Tien procent daarvan heeft een dodelijke afloop en naar schatting vijftien procent van de kinderen die er het slachtoffer van zijn, loopt ernstig hersenletsel op. Deze cijfers, die door het ontbreken van concrete gegevens op een, mede op buitenlandse cijfers gebaseerde schatting berusten, zijn aanleiding geweest voor de oprichting van de Vereniging tegen Kindermishandeling.
Initiatiefneemster en voorzitster is het Haagse gemeenteraadslid mevrouw B. Ras-Heerema. Een van de bestuursleden is mevrouw mr. dr. B. L. F. Clemens-Schröner die in 1957 is gepromoveerd op een proefschrift over psychische kindermishandeling. De vereniging heeft van het Nederlands Comité voor kinderpostzegels een startsubsidie gekregen van ƒ20.000 plus een garantie van ƒ 70.000.
Mevrouw Ras meent dat kinderen die door hun ouders worden
mishandeld, de „potentiële mishandelaars van de volgende generatie” zijn. Gebleken is namelijk, dat mensen die in hun jeugd het slachtoffer van liefdeloosheid zijn geweest, hun agressie vaak ook met mishandeling van hun eigen kinderen afreageren. De vereniging stelt zich „de bescherming van weerloze kinderen tegen lichamelijke en psychische verwaarlozing en mishandeling” tot doel. Ze wil daarbij vooral het accent leggen op de preventie.
Op het ogenblik is de vrees „verrader” te moeten zijn of te moeten getuigen volgens mevrouw Ras nog zo groot, dat een muur van zwijgen het mishandelde kind omringt. Aangenomen wordt, dat ongeveer 95 procent van de gevallen van kindermishandeling niet wordt ontdekt. De vereniging zal de medewerking vragen van huisartsen, schoolartsen, consulatiebureaus, kinderdagverblijven, kleuterleidsters en alle anderen die met kinderen in aanraking komen en daardoor in staat zijn, gevallen van mishandeling vroegtijdig te ontdekken.
„Het is niet de bedoeling”, aldus mevrouw Ras, „dat de vereniging optreedt als de wrekende gerechtigheid”. Men kan niet zonder meer stellen dat ieder die zijn kind mishandelt een misdadiger is en uit de ouderlijke macht moet worden ontzet. In veel gevallen moet worden gezocht naar een oplossing van de problemen rond het gezin, die de aanleiding tot de mishandeling zijn geweest en naar begeleiding van de ouders die uit een dergelijke situatie willen komen. De vereniging is nog bezig met het bestuderen van de mogelijkheden en de voorbereidingen voor het opzetten van hulporganen, maar mevrouw Ras hoopt dat de organisatie toch over een paar maanden al zal kunnen functioneren als een soort „alarmcentrale” waaraan (vermoedelijke) gevallen van kindermishandeling kunnen worden gemeld en die deskundigen kan inschakelen om te proberen, de moeilijkheden in het desbetreffende gezin op te lossen.